1 Chronicles 23

1) hij vergaderde

Te weten, eer hij Salomo koning verklaarde, gelijk af te nemen is onder, uit 1 Kron. 28, 1 Kron. 29.

2) van dertig jaren

Hebreeuws, van den zoon van dertig jaar; dat is, van zulken die dertig jaren oud waren. Zie hiervan een wet Num. 3:15, en Num. 4:23, en Num. 8:24.

Nu 3.15 4.23 8.24

3) naar hunne

Dat is, naar het getal hunner hoofden.

4) hoofden,

Of, koppen. Hebreeuws, hersenbekkens. Alzo ook onder, 1 Kron. 23:24.

1Ch 23.24
5) ambtlieden

Zie onder, 1 Kron. 26:29; Deut. 16:18.

1Ch 26.29 De 16.18
6) vier duizend

Hieronder zijn begrepen de voorzangers, of zangmeesters, die in getal waren twee honderd acht en tachtig, onder, 1 Kron. 25:1,7, enz.

1Ch 25.1,7

7) lofzangers

Hebreeuws, lovende den Heere.

8) om lof te zingen.

Hebreeuws, om te loven.

9) David

Als een profeet, 2 Kron. 8:14, en uit Gods bevel door Gad en Nathan; 2 Kron. 29:25.

2Ch 8.14 29.25

10) verdeelde

Of, hopen, klassen.

11) Gerson,

Zie Gen. 46:11; Exod. 6:15; Num. 26:57; 1 Kron. 6:1.

Ge 46.11 Ex 6.16 Nu 26.57 1Ch 6.1
12) Ladan

Anders Libni genoemd; Num. 3:18; 1 Kron. 6:17.

Nu 3.18 1Ch 6.17

13) Simei.

Zie van dezen 1 Kron. 23:10.

1Ch 23.10
14) De kinderen

Dat is, de nakomelingen, die ten tijde Davids geleefd hebben en hoofden huns geslachts geweest zijn. Aldus wordt ook het woord kinderen genomen, 1 Kron. 23:9.

1Ch 23.9

15) hoofd,

Dat is, de voornaamste. En zo voortaan.

16) Simei

Deze Sime‹ is de zoon van Gerson niet geweest, maar de zoon van Ladan. Van de nakomelingen van Sime‹, den zoon van Gerson, wordt gesproken 1 Kron. 23:10.

1Ch 23.10

17) der vaderen

Dat is, der vaderlijke geslachten.

18) Simei

Van den broeder van Ladan, boven, 1 Kron. 23:7.

1Ch 23.7

19) Zina,

Anders, Ziza, 1 Kron. 23:11.

1Ch 23.11
20) hadden

Hebreeuws, en vermenigvuldigden de kinderen niet.

21) waren zij

Dat is, zij werden voor een vaders huis gerekend, te weten in het huis van hunnen vader Sime‹.

22) dat hij heiligde

Te weten, om de heilige dingen heiliglijk te mogen behandelen en bedienen, waartoe dezelve van God geheiligd en verordineerd waren; onder deze heilige dingen kan men verstaan de beide altaren, de tafel, den gouden kandelaar, de ark des verbonds, enz.; wanneer iemand anders dan de priesters deze dingen aanroerde, zo wordt gezegd dat die dingen veronreinigd of ontheiligd werden.

23) de allerheiligste

Hebreeuws, de heiligheid der heiligheden.

24) te zegenen.

Zie den vorm van zegening, Num. 6:24.

Nu 6.24
25) zijn kinderen

Hij wil zeggen dat de zonen van Mozes in de bediening der geestelijke zaken den anderen Levieten of Kehathieten gelijk zijn gebleven, die van het priesterlijke huis A„rons niets waren; alhoewel hun vader een politiek regent was. Zie wijders onder, 1 Kron. 26:29.

1Ch 26.29
26) De kinderen

Hier staat kinderen voor kind, gelijk Gen. 46:23, en 1 Kron. 2:8,31. En hij wordt het hoofd genaamd, dat is de eerste, alhoewel daar geen tweede wordt uitgedrukt, omdat hij de eerstegeborene zijns vaders was. Alzo staat er Matth. 1:25, dat Jezus de eerstgeboren zoon van Maria was, waaruit geenszins bewezen kan worden dat de heilige maagd Maria daarna meer zonen of kinderen gehad heeft.

Ge 46.23 1Ch 2.8,31 Mt 1.25
27) broeders,

Dat is, neven; te weten, huns vaders broeders zonen.

28) namen ze.

Te weten, ten huwelijk.

29) van twintig jaren oud

Hebreeuws, van den zoon twintig jaar.

30) had gezegd:

Of, zeide; te weten, nadat hij de ark des verbonds tot zich genomen en op den berg Zions had laten brengen.

31) aangaande

Te weten, had David gezegd.

32) dat zij den tabernakel,

Deze last was hun opgelegd, Num. 4, doch niet langer dan de tabernakel van de ene plaats tot de andere moest verzet en verdragen worden. Hier geeft dan David reden, waarom hij den Levieten anderen last heeft opgelegd in of omtrent den tempel dan zij hadden omtrent den tabernakel, die somtijds verplaatst werd; hetwelk niet geschiedde nadat God een zekere plaats verkoren had, waar Hij voortaan gestadig wilde gediend wezen. En dewijl de Levieten nu omtrent den tempel zwaarderen last en dienst zouden hebben, dan toen de tabernakel er nog was, zo heeft men tot die bediening meer personen moeten gebruiken, en daarom tot dezen dienst laten komen, die twintig jaren oud waren en daarboven, 1 Kron. 23:24.

1Ch 23.24
33) woorden van David

Dat is, bevel, ordinantie, die hij gemaakt heeft door ingeving des Heiligen Geestes, of naar het aanzeggen der profeten.

34) werden de kinderen

Hebreeuws, waren dezen het getal der, enz.

35) aan de hand

Zie Num. 3:6,9, en Num. 18:2,3.

Nu 3.6,9 18.2,3

36) der zonen van Aaron

Dat is, der priesters. Alzo ook 1 Kron. 23:32.

1Ch 23.32

37) alle heilige dingen,

Hebreeuws, aller heiligheid.

38) tot het brood

Hetwelk ordelijk in twee rijen gelegd werd op de tafel voor den voorhang van het allerheiligste.

39) de meelbloem

Zie Lev. 2:1.

Le 2.1

40) tot de pannen

Dat is, tot het gebakkene in de pannen.

41) het gerooste,

Anders, gebradene, gefruite, gefrikasseerde.

42) tot alle mate

Versta dit alzo, dat de Levieten daarop moesten achtgeven, dat het spijsoffer zijn rechte en behoorlijke maat had van meelbloem, olie en wijn.

43) afmeting;

Dat is, zij moesten ook de plaatsen in den tempel recht afmeten, in welke dit of dat deel van den godsdienst verricht zou worden, of waar iets geschieden of niet geschieden mocht.

44) alle morgens

Hebreeuws, in morgen, in morgen.

45) hoogtijden

Ja zij moesten ook achtgeven op de dagelijkse avond- en morgenoffers, ook op die, welke voor particuliere personen door de priesters geofferd werden.

46) hun broederen,

Dat is, hunner bloedverwanten.

Copyright information for DutKant